
Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag
Artikel 5
1
Onze Minister van Binnenlandse Zaken, de commissaris van de Koning en de burgemeester zijn bevoegd, indien kennis daarvan naar hun oordeel voor de uitoefening van de in dit hoofdstuk gegeven bevoegdheden noodzakelijk is, van een ieder inlichtingen te verlangen en inzage te vorderen van bescheiden alsmede van informatiedragers waarop gegevens zijn vastgelegd.
2
Indien inzage als bedoeld in het eerste lid is gevorderd, kunnen zij teneinde afschriften te maken voor korte tijd afgifte vorderen dan wel schriftelijke vastlegging en afgifte vorderen.
3
Een ieder is verplicht de op grond van het eerste lid verlangde inlichtingen volledig en naar waarheid te verstrekken en de op grond van dat lid gevorderde inzage alsmede de op grond van het tweede lid gevorderde afgifte dan wel schriftelijke vastlegging en afgifte te verlenen.
4
Onze Minister van Binnenlandse Zaken, de commissaris van de Koning dan wel de burgemeester bepaalt op welke wijze en binnen welke termijn de in het derde lid bedoelde verplichting moet worden nagekomen.
5
Zij die uit hoofde van hun stand, beroep of ambt tot geheimhouding verplicht zijn, kunnen zich verschonen van het verschaffen van inlichtingen, doch uitsluitend voor zover het betreft hetgeen hun in hun hoedanigheid is toevertrouwd. Zij kunnen voorts het verlenen van inzage van bescheiden en gegevens, alsmede het verlenen van medewerking weigeren, voor zover hun geheimhoudingsplicht zich daartoe uitstrekt.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
-
LJN BB4168, Eerste aanleg - meervoudig, AWB 05/779
Rechtsoort
Bestuursrecht overig
Datum uitspraak
25-07-2007
Status
gepubliceerd
Soort procedure
Eerste aanleg - meervoudig
Instantie
gepubliceerd
Rechtsoort
College van Beroep voor het bedrijfslevenElektriciteitswet 1998